De naam Dijkshoorn is al heel oud. In 1289 gaf graaf Floris V ridder Dideric van Raephorst toestemming een hoeve lands, geheten ”Vrije Hernesse”, in leen uit te geven. Het bezit lag “after Dijxhoirne”, ten westen van de plaats waar de Dijkshoornseweg bij de Woudselaan een flauwe bocht maakt. De toponiem Dijkshoorn verwijst naar deze kromming in de dijk.

De Dijkshoornseweg werd in de twaalfde eeuw aangelegd als waterkering om het oostelijke gebied, de latere Voordijkshoornsepolder, te beschermen. De oorspronkelijke kern van Den Hoorn lag nabij de plaats waar de Lookwatering en de Kastanjewatering samenkomen. In de loop van de vijftiende eeuw verschoof het centrum naar het punt waar de Dijkshoornseweg overging in de Tanthofkade. Tot 1604 waren deze dijken met elkaar verbonden door een dam in de Hoornsevaart. Hier was een overtoom gebouwd met een scheepshelling aan beide zijden van het dijklichaam. De scheepjes konden daar met behulp van een windas over de dam worden getrokken, waarna ze hun reis vervolgden. Het ligt voor de hand dat nabij deze overgang een herberg werd gesticht. In 1462 was er sprake van “onser liever vrouwe cappelle op dijcxhoorn”. Deze kapel stond aan de Hoornseweg, direct ten oosten van de Tanthofkade. In de loop van de zestiende eeuw werd voor Dijkshoorn steeds meer de aanduiding “opte Hooren” (op Den Hoorn) gebruikt.

Boerderijen in het buitenland

Dijkshoorn maakte oorspronkelijk deel uit van Hof van Delft, een grafelijke bezitting uit het begin van de twaalfde eeuw. De kern van deze hof kreeg in 1246 stadsrechten en groeide uit tot de stad Delft. De bewoners van het omliggende gebied, waaronder Dijkshoorn, moesten jaarlijks land- en hofstedenhuur aan de graaf betalen. Vanaf 1316 zijn de ontvangsten terug te vinden in de belastingregisters. Dan worden ook voor het eerst namen van grondgebruikers in Dijkshoorn genoemd, waaronder Jacob die Futselaer, Vranke van der Hoerne, Reynier die tymmerman en Harman Coppardssoen.
Zestiende-eeuwse kaarten en belastingregisters van dit gebied laten zien, dat de meeste woningen (14 van de 17) langs de westzijde van de Dijkshoornseweg in het buitendijkse land waren gebouwd. Door de ligging aan de Lookwatering konden de bewoners zowel de land- als de waterweg benutten. De relatief hoog gelegen gronden in de Voordijkshoornsepolder werden in 1561 vooral als grasland gebruikt. De boeren van Den Hoorn produceerden boter en kaas, die in Delft werden afgezet. Blekers uit de stad huurden langs de Hoornsekade en de Dijkshoornseweg percelen grond om linnen te bleken. Bij enkele boerderijen lagen reeds in de zestiende eeuw grote boomgaarden, voorlopers van de fruitteelt die zich hier na 1600 verder zou ontwikkelen.

Komst van de tuinbouw

Door de groei van de bevolking van Delft nam de behoefte aan voedsel sterk toe, waarin groenten en fruit langzamerhand een belangrijke plaats gingen innemen. In het overgangsgebied van de stad naar het platteland kwamen steeds meer moestuinen en boomgaarden. Op de kaart van Kruikius 1712 is deze groei goed te zien. De gehele strook grond tussen de Dijkshoornseweg en de Lookwatering was hiermee gevuld. Ook ten noorden van de Hoornsevaart, ten oosten van de Gaag, ten westen van de Lookwatering en nabij de Noordhoorn zijn aaneengesloten tuinbouwgebieden te zien. Uit deze periode is langs de Dijkshoornseweg een tweetal tuinderswoningen bewaard gebleven. In de achttiende eeuw werd al volop gebruik gemaakt van “glase ramen”. Dit waren broeiramen met het doel bepaalde gewassen tegen koude te beschermen en zo de bloei te vervroegen. Naast bonen en erwten werd er in Den Hoorn vooral veel fruit geteeld. Appels en peren, maar ook allerlei bessensoorten, aardbeien, perziken, pruimen en druiven, vonden hun afnemers in de stad. Het meeste land bleef echter in gebruik bij de boeren. Vrijwel alle boerderijplaatsen uit de zestiende eeuw waren ook aan het eind van de negentiende eeuw nog bezet door boerenbedrijven. De verwerking van de melk tot boter en kaas vond in die tijd veelal niet meer op de boerderij plaats. De melk ging naar de melkfabiek in de stad. Het gemiddelde boerenbedrijf in Den Hoorn telde in het begin van de twintigste eeuw zo’n 35 koeien.

De explosieve groei van de steden deed in dezelfde tijd de vraag naar groenten en fruit stijgen. De tuinbouw schakelde steeds meer over op de grootschalige teelt van komkommers en groenten. Vooral de Rotterdamse markt toonde grote belangstelling voor deze producten. De afvoer van de producten vond per schuit plaats.

Delftsche Groentenveiling

Door de komst van de Delftsche Groentenveiling aan de Westvest in Delft in 1901 werd de export gestimuleerd en nam de groei van het aantal tuinbouwgebieden toe. Vanuit de Noordhoorn en de dorpskern van Den Hoorn werd in het begin van de twintigste eeuw steeds meer weidegrond geschikt gemaakt voor de tuinbouw. De verplaatsing van de Delftsche Groentenveiling naar een terrein van 7 ha in Den Hoorn in 1921 stimuleerde de komst van nieuwe tuinbouwbedrijven. Op het land dat oorspronkelijk bij de boerderij “de Zuidwoning” in de Voordijkshoornsepolder hoorde, kwamen in de jaren twintig van de vorige eeuw tenminste tien tuinbouwbedrijven. Veelal maakten ook boerenzonen de omslag naar deze intensieve bedrijfsvoering. De Zuidwoning is later gesloopt. Dit gebeurde ook met boerderij “Beresteyn” en andere oude boerderijen langs de Dijkshoornseweg. Alleen de “Taswoning”, nabij de dorpskern, is bewaard gebleven. Den Hoorn werd in de jaren vijftig een echt tuindersdorp. Er kwamen steeds meer warenhuizen; het grasland werd schaarser. De Delftsche Groentenveiling groeide uit tot een van de belangrijkste veilingen voor komkommers en tomaten in Nederland. Fusies maakten in de jaren zeventig een einde aan de meeste zelfstandige veilingen. De Delftsche Groentenveiling hield begin 1976 op te bestaan.Vanaf het eind van de jaren zestig schakelden veel tuinders over op de teelt van bloemen, paprika’s en aubergines. De boerenbedrijvigheid in Den Hoorn werd steeds minder. De tuinderijen ontwikkelden zich tot technologisch geavanceerde bedrijven met een gevarieerd aanbod van bloemen, planten en groenten. Deze ontwikkeling voltrok zich nog altijd binnen de bestaande verkaveling. Het oude slotenpatroon bleef in Den Hoorn grotendeels in tact. De breedte en de lengte van de tuinen verschillen hier nog steeds sterk.

De laatste boer, N. Dijkshoorn, vertrekt in 2003 uit Den Hoorn. De verwachting bestaat dat binnen tien jaar ook alle tuinbouwbedrijven uit het dorp zullen verdwijnen. De komst van een enorme rioolzuiveringsinstallatie in het noordelijke deel van de Harnaschpolder, de woningbouw in het zuidelijk deel van deze polder en de verdere verstedelijking van de Voordijkshoornsepolder maken een definitief einde aan de agrarische ontwikkeling van Den Hoorn.

De Lookwatering met omgeving

Vanaf 1902 woonde de kunstenaar Antoon Derkzen van Angeren (1878-1961) enige jaren in Den Hoorn. Later verhuisde hij naar Rotterdam, waar hij faam verwierf als etser van havengezichten en het weidse rivierenlandschap. Daarnaast gaf hij een kwart eeuw lang met passie les aan de ‘etsklas’ van de Rotterdamse Academie van Beeldende Kunsten. In de tijd dat hij in Den Hoorn woonde, heeft hij verschillende landelijke situaties vastgelegd. Vooral de Lookwatering, een licht kronkelend water, boeide hem erg. Meerdere etsen heeft hij van deze watering gemaakt. Eén situatie laat hij in verschillende seizoenen terugkeren. Bij hoge uitzondering heeft hij hiervan ook een aquarel (formaat: 95 x 62 cm) geschilderd. De afbeelding, die bij het begin van dit artikel is opgenomen, dateert van 1905. Links bevindt zich de tuinderij, met plat glas, van Leen Eijgenraam. De boerderijen op de achtergrond zijn van Leen Arkesteijn, de huidige ‘Taswoning’, en van Arie van Geest. Op het erf van de laatste woning kwam later het bedrijf van Benfried. De tuinderswoning aan de andere zijde van het water was van Gerrit van Leeuwen.

Er is hier veel veranderd. In 1991 werd het woonwijkje ‘De Look’ op de tuin van de familie Eijgenraam gebouwd. De ‘Taswoning’ staat er nog altijd. Achter de bebouwing rechts verrijst binnenkort de woonwijk ‘Look-West’. Op de plaats van het kwakeltje op de aquarel van Derkzen van Angeren ligt nu een boogbruggetje. Deze overgang verbindt een oude vaarsloot die bij de ‘Druiven, Vruchten- en Groentenkwekerij’ van de gebroeders Koop Lz. hoorde. Deze tuindersfamilie woonde in huize ‘Veldzicht’ aan de Dijkshoornseweg.

In een snel veranderende omgeving zal de Lookwatering wel als herkenningspunt bewaard blijven. Het is een waterloop uit de dertiende eeuw. De naam ‘Look’ verwijst naar een kruid, dat hier oorspronkelijk groeide.

Jacques Moerman, 27-02-2004