Bleekveld

Op een boerderij was altijd veel werk te doen. Het was beslist noodzakelijk dat de boerin bij de huishoudelijke taken geholpen werd. Zolang haar eigen dochter(s) klein was (waren) kwam er een dienstbode in huis.

Wat waren de werkzaamheden van een dienstbode op een boerderij? Waaruit bestonden haar taken? Allereerst moet opgemerkt worden dat de geïnterviewde dames niet willen dat zij als ‘meid’ gewerkt zouden hebben. Dat wordt als een belediging ervaren, zij willen ‘boerendienstbode’ genoemd worden. De termen ‘ondermeid en bovenmeid’ werden echter in die tijd wel degelijk gebruikt. Het woord meid wordt nu als denigrerend beschouwd, het is niet helemaal duidelijk geworden of dat toen ook zo voelde. De jongere kinderen waren ‘ondermeisjes ‘.

Mevr. M. van der Vaart-Noordam moest als ondermeisje van dertien jaar bij boerin Vreugdenhil helpen met het huishouden en de kinderen. Marie stond om zes uur ’s morgens op, kleedde zich snel aan en moest vervolgens vier kinderen uit bed helpen en aankleden. Daarna moest zij het natte beddengoed van de (niet zindelijke) kinderen op een hekje bij de kachel hangen. Koeien hoefde Marie niet te melken. Wel werd van haar verwacht dat ze in de tijd dat de koeien buiten liepen, de beesten ’s middags verzamelde in de melkbocht ( plek waar de koeien gemolken werden). Bij Van der Knaap in de Zuidbuurt, waar ze als vijftienjarige werkte, moest ze helemaal tot aan de tramlijn, de Put genaamd, lopen. Tot ver in deze polder liepen de koeien.

Op maandag werd begonnen met de was. Dat duurde altijd erg lang. De was werd in tonnen gestampt en vervolgens te drogen gelegd op de bleek of op zolder uitgehangen. Iedere dag moesten de melkemmers geboend met veel heet water geboend worden. Voor het overgrote deel van de dag was ze in het huis aan het werk. Tafel dekken, afruimen en vaten wassen. Het eten werd meestal door de boerin gekookt. Vuil vaatwerk werd gewassen in een ijzeren pot met verwarmd vaart- of slootwater. Er was toen nog geen waterleiding in de buitengebieden, dus het water werd uit de Vliet gehaald. IJzeren vorken moesten met zand geschuurd worden, anders gingen ze roesten. Het afwassen was vervelend werk, er werd weinig of geen zeep gebruikt. Alles was vreselijk vet van het spek en dat moest dan schoon worden gemaakt met alleen maar heet water. Marie schuurde soms stiekem de grote schalen met zand, anders kreeg ze het vet er niet af. Er was altijd veel huishoudelijk werk. Bedden opmaken, wassen, strijken, tafel dekken, tafel afruimen, afwassen, stoffen, schoonmaken, schuren en stalmuren witten, buiten opruimen, straat vegen en schrobben.

Veel vrije tijd was er niet, maar alles werd in een rustig tempo gedaan. Er was wel tijd om naar de kerk en naar de catechesatie te gaan. ’s Avonds zat de dienstbode bij de boerenfamilie in de kamer, dan werden er sokken gestopt. ‘Er was altijd wel wat te doen’.

Mevr. S. Berkhout-de Wit ‘deed alles wat de boerin haar opdroeg’, zoals tafel dekken, afruimen, vaten wassen in de ‘goot’, een aanrecht was er namelijk niet. Dus werden de koppen en borden in een emmer gewassen in de goot. Sien heeft ook nooit koeien gemolken, dat wilde zij, net als zoveel andere meisjes, niet leren. Dat mocht ze ook weigeren als de boer het vroeg, immers ze was ‘verhuurd aan de boerin en niet aan de boer’. Ze wilde het melken ook echt niet leren, want ze had al snel in de gaten dat ze dan heel wat keren vroeger dan zes uur haar bed uit moest. Altijd was er wel huishoudelijk werk te doen en zo niet dan werd er gebreid en kapotte sokken gestopt. ‘Tot tien uur ’s avonds was je in dienst’.

Trudy Werner-Berkhout, Thema: Boerenleven, Sleutelwoorden: huishouden, dienstbode, Periode: 1910 – 1939, 30-01-2004

Bronnen:

  • T. Werner-Berkhout: Interviews met de dames M. van der Vaart-Noordam en S. Berkhout-de Wit in 2002.